Geaccrediteerde nascholing
Menu

Terminologie

Uitgangspunt is, dat alle in Psyfar gebruikte termen duidelijk en eenduidig zijn. Termen die elders wisselend of onduidelijk gedefinieerd zijn, worden hieronder eenduidig omschreven. Het kan evenwel voorkomen dat een term in eerdere nummers van Psyfar niet volgens deze definities is gebruikt.

 Term Definitie of omschrijving
 afhankelijkheid Definitie volgens DSM of ICD. Alleen te gebruiken in combinatie met die stof. Dus: benzodiazepineafhankelijkheid, opiaatafhankelijkheid etc.
augmentatie Toevoegen van een middel dat de werking van het eerste middel versterkt. Over het algemeen verdient de term additie of toevoeging de voorkeur, als het slechts om de optelsom van effecten van beide middelen gaat.
benzodiazepine Deze term wordt alleen gebruikt als een stof met de chemische structuur van een benzodiazepine wordt bedoeld. Als het farmacologisch of klinisch effect bedoeld wordt, wordt de term benzodiazepine-agonist gebruikt, omdat stoffen als zaleplon, zopiclon en zolpidem geen benzodiazepinen zijn, maar farmacologisch en klinisch geen benzodiazepine-agonisten zijn.
benzodiazepineagonist Stof die als agonist op de benzodiazepinereceptor van het gaba-benzodiazepine-receptorcomplex inwerkt.
clozapine Behoort niet tot de oude en niet tot de nieuwe antipsychotica; wordt altijd bij de eigen naam aangeduid, enige antipsychoticum met unieke klinische eigenschappen.
co-morbiditeit Het voldoen aan meer dan één classificatie volgens een geaccepteerd classificatiesysteem, zoals de dsm. Feitelijk is dit co-classificatie en niet co-morbiditeit.
effectiviteit (van een behandeling) = ‘Efficiency’ of ‘effectiveness’ of doeltreffendheid (in de dagelijkse praktijk); is niet hetzelfde als werkzaamheid. Een werkzame behandeling kan in de praktijk zo worden toegepast dat zij niet effectief is.
fysiologische afhankelijkheid = Lichamelijke afhankelijkheid
high-potency Van het betreffende middel zijn voor het effect weinig milligrammen nodig in vergelijking met andere middelen uit dezelfde groep.
hypnosedatie Verlaging van het bewustzijn (bijvoorbeeld gebruikt om (ongewenst) gedrag te onderdrukken of om slaap te induceren).
klassieke antidepressiva Gemengde heropnameremmers met sterke anticholinerge en kinidineachtige effecten.
lichamelijke afhankelijkheid Onttrekkingsverschijnselen na staken van het middel.
low-potency Van het betreffende middel zijn voor het effect veel milligrammen nodig in vergelijking met andere middelen uit dezelfde groep.
moderne antidepressiva Antidepressiva zonder sterke anticholinerge en kinidineachtige effecten.
nieuwe antipsychotica Aripiprazol, olanzapine, risperidon, quetiapine en sertindol (niet clozapine).  
onthoudingsverschijnselen = Onttrekkingsverschijnselen
onttrekkingsverschijnselen Lichamelijke en/of psychische verschijnselen na staken van een middel of na dosisreductie.
ontwenningsverschijnselen = Onttrekkingsverschijnselen
oude antipsychotica Alle antipsychotica behalve aripiprazol, clozapine, olanzapine, risperidon, quetiapine, sertindol.
profylactische behandeling Voorkomen van toekomstige episoden.
rebound Versterkte terugkeer na het staken van symptomen die door de behandeling onderdrukt waren.
SNRI Duloxetine en venlafaxine; SNRI betekent: Serotonin Noradrenaline Reuptake Inhibitor
SRI SSRI’s plus SNRI’s. SRI betekent: Serotonin Reuptake Inhibitor.
SRI’s hebben alle bijwerkingen en effecten van SSRI’s.
SSRI Citalopram, escitalopram, fluoxetine, fluvoxamine, paroxetine, sertraline.
stemmingsstabilisatoren Carbamazepine, lithium, valproaat.
therapeutisch venster (therapeutische bloedspiegel) Bloedspiegelbereik waarvoor bewezen is dat de kans op effect groter is dan buiten dat bereik. Kan ook bestaan uit alleen een ondergrens.
tolerantie Voor hetzelfde effect is een hogere dosis nodig of bij dezelfde dosis neemt het effect af.
verslaving Afhankelijkheid in combinatie met ernstige craving en daarbij passend gedrag.
voortgezette behandeling (Voortgezet) onderdrukken van symptomen of een syndroom.
werkzaamheid van een behandeling = ‘Efficacy’, meestal op basis van (placebo-gecontroleerde) RCT’s;gaat alleen over de eigenschap van de behandeling, meestal geneesmiddel.